Het Kempische heidegebied, gelegen in de trekroute van de slechtvalk, was bij uitstek geschikt voor het vangen van slechtvalken. Vanuit Arendonk ontwikkelde men in de 16e eeuw een techniek, waarbij de valken onder boognetten werden gevangen, vervolgens tam of ‘zeeg’ werden gemaakt en daarna ‘getreind’ of afgericht voor de vlucht.
Valkenswaard, naast Arendonk verzamelplaats van valkeniers, groeide later uit tot het belangrijkste centrum van de valkenvangst in Europa. Vele vorstenhuizen maakten, mede op aanbeveling van landvoogdes Maria van Hongarije (1531–1555), gebruik van Valkenswaardse valkeniers. Dat bracht welvaart in het dorp, terwijl de valkeniers ook in de eigen gemeenschap in aanzien stegen en belangrijke functies gingen uitoefenen. Wie tot in de 19e eeuw in het bezit was van een getrainde valk kon zijn gezin goed onderhouden.